Vlak voordat het pensioen ingaat, kunnen pensioengerechtigden keuzes maken over de vorm van het opgebouwde pensioen. De hoeveelheid en soort keuzes hangen af van de pensioenregeling die men heeft. In alle pensioenregelingen is het mogelijk een deel van het ouderdomspensioen in te wisselen voor extra partnerpensioen, of andersom. Daarnaast bieden veel regelingen de optie om eerder of later met pensioen te gaan, of alvast in deeltijd met pensioen te gaan.

Sinds 1 juli 2023 gelden er nieuwe pensioenregels, als gevolg van  de Wet toekomst pensioenen.

In de meeste pensioenregelingen komen een of meer van de volgende pensioenvormen voor:

ouderdomspensioen

Het ouderdomspensioen is de uitkering die de gepensioneerde medewerker ontvangt vanaf het begin van zijn pensionering tot aan zijn overlijden. De totale oudedagsvoorziening bestaat uit twee delen: de AOW-uitkering en het aanvullend pensioen dat hij krijgt van het pensioenfonds of de verzekeraar. Hoe hoog de totale uitkering is, hangt in het huidige systeem onder andere af van het aantal jaren dat de medewerker pensioen heeft opgebouwd en van de pensioenregeling(en) van zijn werkgever(s). Dat gaat veranderen. In het nieuwe pensioenstelsel worden geen toezeggingen meer gedaan over de hoogte van de uitkering. De hoogte van de pensioenuitkering hangt af van de ingelegde premie en de resultaten van de beleggingen. Het is de bedoeling dat de nieuwe opbouw uiterlijk 1 januari 2028 is ingevoerd.

partnerpensioen

Het partnerpensioen is een verzamelnaam voor de pensioenen die de achtergebleven levenspartner ontvangt na het overlijden van de pensioengerechtigde medewerker. Het levenslange partnerpensioen bedraagt meestal 70% van het ouderdomspensioen van de overleden medewerker. Als de medewerker voor zijn pensionering overlijdt, wordt het partnerpensioen normaal gesproken gebaseerd op het aantal dienstjaren dat de medewerker had kunnen bereiken als hij tot de pensioendatum had kunnen deelnemen aan de pensioenregeling. Als er sprake is van een partnerpensioen komt de levenspartner (of degene die bij de burgerlijke stand als partner staat geregistreerd) daarvoor in elk geval in aanmerking. Als de overleden medewerker ongehuwd en zonder partnerregistratie samenwoonde is dat niet altijd het geval, ook niet als er wel een samenlevingscontract is. In het reglement van de pensioenregeling staat welke eisen er voor samenwonende partners gelden om in aanmerking te komen voor een partnerpensioen. Het is in veel gevallen verplicht om een samenwonende partner aan te melden bij het pensioenfonds om in aanmerking te kunnen komen voor een partnerpensioen.

De nieuwe pensioenregels gaan uiterlijk vanaf 1 januari 2028 in en zullen zorgen voor ingrijpende veranderingen in de manier waarop het nabestaandenpensioen wordt vastgesteld. Maximaal 50% van het huidige salaris van de werknemer mag worden verzekerd voor partnerpensioen, ongeacht de duur van het dienstverband. De overgebleven partner krijgt alleen een uitkering als de overledene op het moment van overlijden deelnemer was in een pensioenregeling. 

wezenpensioen

Dit is een inkomensvoorziening voor de kinderen van de overleden pensioengerechtigde medewerker. Vaak gaat het om een halfwezenpensioen: dan is er nog één ouder in leven. Zijn beide ouders of verzorgers overleden, dan krijgen de (dan) ‘volle’ wezen meestal een dubbel wezenpensioen.

Het wezenpensioen stopt meestal op 18- of 21-jarige leeftijd van het kind. Als het kind studeert of arbeidsongeschikt is, kan de uitkering langer doorlopen (uiterlijk tot het 27e levensjaar). De wezenuitkering bedraagt over het algemeen per kind 20% van het weduwen- of weduwnaarspensioen, dus zo’n 14% van het ouderdomspensioen. Dit wordt in het nieuwe pensioenstelsel, dat uiterlijk op 1 januari 2028 ingaat, maximaal 20% (halfwees) en 40% (volle wees) van het laatstverdiende loon. Daarnaast komt er op dat moment ook een uniforme eindleeftijd van 25 jaar, zonder verdere voorwaarden. 

arbeidsongeschiktheidspensioen

Het arbeidsongeschiktheidspensioen kan dienen als aanvulling op de WIA-uitkering. Het pensioen gaat meestal in bij de start van de WIA-uitkering en eindigt op de dag dat de WIA-uitkering stopt. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het pensioen ook gedeeltelijk uitgekeerd. Daarnaast is vaak sprake van een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw voor het deel dat men arbeidsongeschikt is verklaard.

Een uitgebreide uitleg van de verschillende pensioenvormen staat op Pensioengenieten.nl.