Het inkomen van mensen die in Nederland met pensioen gaan, bestaat uit verschillende onderdelen. De AOW is het basispensioen van de overheid. Daarnaast bouwen werknemers vaak via hun werkgever aanvullend pensioen op en zijn er ook mogelijkheden om zelf voor een pensioenvoorziening te zorgen.
In het pensioenakkoord van 2019 zijn afspraken gemaakt over de vernieuwing van het pensioenstelsel. Als gevolg daarvan is de Wet toekomst pensioenen op 1 juli 2023 in werking getreden. Per 1 januari 2024 is de leeftijdsgrens voor de opbouw van pensioen verlaagd van 21 jaar naar 18 jaar. Daarnaast zijn met de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen enkele maatregelen voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd pensioen opgenomen. De mogelijkheid voor de opname van een pensioenbedrag ineens wordt vanaf 1 januari 2026 verwacht.
Op deze pagina
- het pensioenstelsel in Nederland
- wet toekomst pensioenen
- wet herziening bedrag ineens
- vroegpensioen (rvu-heffing)
- verlofsparen
het pensioenstelsel in Nederland
Nederland heeft een uitgebreid pensioenstelsel dat bestaat uit drie pijlers:
basispensioen via de overheid (1e pijler)
De AOW-uitkering (Algemene ouderdomswet) vormt het basisinkomen waarmee gepensioneerden in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Iedereen die in Nederland woont of werkt, bouwt in principe automatisch AOW op.
let op
De leeftijd waarop men voor het eerst een AOW-uitkering krijgt (AOW-leeftijd) en de richtleeftijd waarop men voor het eerst aanvullend pensioen krijgt (pensioenrichtleeftijd), lopen uiteen. Per 1 januari 2025 is de AOW-leeftijd 67 jaar en de pensioenrichtleeftijd 68 jaar. De hoogte van het aanvullend pensioen is berekend op de pensioenrichtleeftijd. Als het aanvullend pensioen ingaat voordat iemand 68 jaar is, bijvoorbeeld op de AOW-leeftijd, dan is zijn totale pensioen lager dan berekend is omdat het pensioen langer moet worden uitgekeerd.
aanvullend pensioen via de werkgever (2e pijler)
Voor bijna 90% van de werknemers heeft de werkgever een aanvullende pensioenregeling geregeld. Dit is het pensioen dat op mijnpensioenoverzicht.nl staat. Hierdoor krijgen werknemers die de pensioenleeftijd hebben bereikt een aanvullende uitkering boven op de AOW-uitkering.
individuele aanvullende pensioenvoorzieningen (3e pijler)
Via individuele verzekeringen en privévoorzieningen (zoals lijfrente, banksparen, koopsommen en levensverzekeringen) bestaat er ruimte om fiscaal aantrekkelijk te sparen voor extra pensioen. Bijvoorbeeld om een pensioengat aan te vullen of om eerder met pensioen te gaan. Deze fiscale mogelijkheden zijn afhankelijk van de vraag hoeveel pensioen iemand al in een collectieve pensioenregeling heeft opgebouwd.
Omdat zelfstandigen en ondernemers zelf voor hun (aanvullende) pensioenvoorziening moeten zorgen, bestaan er voor hen ruime fiscale mogelijkheden. Zij kunnen voor hun pensioen individuele pensioenverzekeringen of bankspaarproducten gebruiken.
wet toekomst pensioenen
Per 1 juli 2023 gelden er nieuwe pensioenregels, als gevolg van de Wet toekomst pensioenen. De belangrijkste wijzigingen zijn:
-
de toetredingsleeftijd is per 1 januari 2024 verlaagd van 21 naar 18 jaar
-
het pensioen wordt flexibeler en beweegt mee met de stand van de economie
-
middelloon- en eindloonregelingen zijn niet meer toegestaan: alle nieuwe pensioenopbouw vindt plaats in premieregelingen
-
de pensioenopbouw wordt gebaseerd op de premie die werknemers en werkgevers samen inleggen
-
het premiepercentage is in het nieuwe stelsel voor alle leeftijden gelijk
-
de pensioenpremie die werknemers en werkgevers afdragen, komt ten gunste van hun eigen pensioen
-
iedere deelnemer krijgt een eigen pensioenpot, waarin het pensioenvermogen zit dat is opgebouwd uit de totale inleg en de beleggingsresultaten minus de kosten
-
de hoogte van de pensioenuitkering hangt af van de ingelegde premie en de resultaten van de beleggingen
-
het partnerpensioen wordt eenvoudiger
-
het wezenpensioen gaat omhoog. Daarnaast komt er een uniforme eindleeftijd van 25 jaar, zonder verdere voorwaarden
-
zzp’ers krijgen meer ruimte om voor hun pensioen te sparen in de derde pijler (bijvoorbeeld met een lijfrente).
De Wet toekomst pensioenen is per 1 juli 2023 ingegaan, maar de gevolgen daarvan zijn niet voor iedereen meteen merkbaar. Er komt eerst een overgangsfase van een aantal jaren, de transitiefase. Op uiterlijk 1 januari 2028 moeten alle pensioenregelingen zijn aangepast aan het nieuwe pensioenstelsel. Vanaf die datum zullen de nieuwe pensioenregels voor iedereen gelden.
Een aantal pensioenfondsen gaat in 2025 al overstappen, ambtenarenfonds ABP volgt op 1 januari 2027. De andere vier grote pensioenfondsen - PFZW (zorg en welzijn), PMT (metaal en techniek), bpfBOUW (bouw) en PME (metaal- en techindustrie) - willen ook uiterlijk 1 januari 2027 overstappen.
wet herziening bedrag ineens
Enkele maatregelen voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd pensioen zijn opgenomen in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen.
In deze wet is de afspraak opgenomen om het voor pensioendeelnemers mogelijk te maken om een deel van hun opgebouwde ouderdomspensioen in één keer op te nemen: het ‘pensioenbedrag ineens’. Dit onderdeel is vanwege uitvoeringstechnische problemen meerdere keren uitgesteld en uiteindelijk opgenomen in een nieuw wetsvoorstel: de Wet herziening bedrag ineens. Als deze wet wordt ingevoerd, gelden de volgende basisregels:
-
de deelnemer mag op de pensioendatum maximaal 10% van zijn pensioen in één keer opnemen. Een kleiner deel, bijvoorbeeld 5%, mag ook
-
de mogelijkheid voor een bedrag ineens bestaat alleen voor het eigen ouderdomspensioen. De partner of kinderen kunnen dus geen bedrag ineens opnemen als de pensioendeelnemer onverwacht overlijdt
-
het bedrag is vrij te besteden, bijvoorbeeld aan een hypotheek, verbouwing, reis of extra zorg
-
na afkoop van 10% moet het pensioen minimaal € 613,52 bruto per jaar bedragen (2024: € 592,51)
- het bedrag ineens is niet te combineren met de keuze voor een hoog-laag constructie (de eerste jaren van het pensioen een hogere uitkering en de jaren erna een lagere)
-
als de opname van een bedrag leidt tot een verlaging van het partnerpensioen als de pensioendeelnemer overlijdt, moet de partner ermee instemmen
-
pensioenuitvoerders mogen het pensioenbedrag ineens alleen uitkeren op de ingangsdatum van het pensioen óf in de maand januari van het jaar volgend op het jaar waarin de pensioendeelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Het gebruik van een bedrag ineens kan voor de ontvanger gevolgen hebben voor de belastingheffing en het eventuele recht op toeslagen in dat jaar. Daarom hecht de pensioensector sterk aan een goede voorlichting aan degenen die hier gebruik van willen maken.
Het wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens is op 8 oktober 2024 door de Tweede Kamer goedgekeurd. Het voorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Naar verwachting is het pensioenbedrag ineens vanaf 1 januari 2026 mogelijk.
vroegpensioen (rvu-heffing)
In de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is een versoepeling van de RVU-heffing opgenomen. Je kunt als werkgever een vrijstelling krijgen van de heffing over regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing). Zo kun je een vervroegd vertrek van een medewerker mogelijk maken. De vrijstelling geldt tot een bedrag van € 2.273 bruto per maand (2025). Voorwaarde is dat je medewerker maximaal drie jaar vóór de AOW-leeftijd uit dienst treedt. Je medewerker krijgt dan als het ware eerder AOW, betaald door jou als werkgever. Daarnaast moet je investeren in projecten die duurzame inzetbaarheid in je organisatie bevorderen. Deze regeling eindigt volgens de afspraken in het pensioenakkoord op 31 december 2025.
Voor mensen met zwaar werk hebben het kabinet, vakbonden en werkgevers onlangs afgesproken dat er voor werknemers die dat echt nodig hebben, óók na 2025 een regeling is om met vervroegd pensioen te gaan. Vakbonden en werkgevers kunnen dus in de cao overeenkomen dat medewerkers met een zwaar beroep drie jaar eerder met pensioen kunnen gaan. Welke beroepen als fysiek zwaar worden beschouwd, wordt per cao bepaald. De overheid wil voorkomen dat te veel mensen gebruikmaken van de regeling, vanwege de mogelijke gevolgen voor de krappe arbeidsmarkt. Als er toch meer mensen gebruik van maken dan verwacht, zullen de afspraken opnieuw bekeken worden. Ook wordt onderzocht of werknemers omgeschoold kunnen worden naar minder belastende functies.
De komende tijd zullen de details van de nieuwe RVU-regeling verder worden uitgewerkt. Het is de bedoeling dat de vroegpensioenregeling per 1 januari 2026 ingaat.
verlofsparen
Per 1 januari 2021 is het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld van 50 naar 100 weken. Je medewerkers krijgen zo meer mogelijkheden om verlofdagen op te sparen om daarmee eerder te stoppen met werken of tussentijds langere periodes niet te werken.
Blijft het gespaarde verlof onder de grens van honderd weken, dan hoef je hierover geen loonheffing af te dragen. Wel moet je het gespaarde verlof als schuld op je balans zetten totdat het wordt opgenomen of uitgekeerd.
De mogelijkheid voor verlofsparen kan in de cao zijn vastgelegd. Is dat niet het geval, dan kun je het ook zelf als werkgever als arbeidsvoorwaarde aanbieden en vastleggen in een individuele arbeidsovereenkomst of personeelsregeling. Zorg er in dat geval voor dat je expliciet vermeldt dat de gespaarde verlofdagen niet na vijf jaar vervallen.