Medewerkers kunnen vroeger of later dan de gebruikelijke pensioenleeftijd stoppen met werken. Dat is vastgelegd in de Wet fiscale behandeling pensioenen. De grenzen van het flexibel pensioen liggen meestal tussen vijf jaar voor en vijf jaar na de datum waarop de AOW ingaat. Om hiervan gebruik te kunnen maken moeten de flexibele pensioenmogelijkheden wel zijn opgenomen in het reglement van de pensioenregeling die van toepassing is. 

Op deze pagina

eerder met pensioen

Eerder met pensioen gaan is mogelijk, maar de laatste jaren zijn de financiële mogelijkheden hiervoor door strengere fiscale regels beperkter geworden. Zo zijn pensioenleeftijden verhoogd en zijn VUT-regelingen en tijdelijke overbruggingspensioenen afgeschaft. Medewerkers die eerder met pensioen willen zullen dus zelf moeten bepalen hoe zij de financiële gevolgen van eerder stoppen met werken zelf kunnen opvangen.

Als werkgever kun je met je oudere medewerker afspraken maken om eerder met pensioen te gaan. Je spreekt dan een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU) af. Je betaalt dan een of meer uitkeringen tot aan de AOW-leeftijd. Je betaalt hierover 52% belasting (RVU-heffing). Stopt je medewerker maximaal drie jaar eerder met werken, dan kun je een beroep doen op de RVU-regeling. Je betaalt dan geen RVU-heffing. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:

  • je medewerker stopt niet eerder dan drie jaar voor zijn wettelijke AOW-leeftijd

  • de RVU-uitkering is hetzelfde als of lager dan het drempelbedrag (2025: € 2.273 bruto per maand voor maximaal 36 maanden)

  • je spreekt uiterlijk op 31 december 2025 een RVU af met je medewerker die uiterlijk op 31 december 2028 de AOW-leeftijd bereikt.

Van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2028 geldt een uitloopperiode waarin je de drempelvrijstelling toepast voor de RVU. 

Je past de RVU en ook de RVU-vrijstelling toe in de loonaangifte. De regels staan in het Handboek Loonheffingen.

Voor mensen met zwaar werk hebben het kabinet, vakbonden en werkgevers afgesproken dat er voor werknemers die dat echt nodig hebben, óók na 2025 een regeling is om met vervroegd pensioen te gaan. 

Een andere mogelijkheid om (betaald) eerder te stoppen met werken, is via verlofsparen.

pensioen in deeltijd

Een medewerker kan, als de pensioenregeling van zijn werkgever dat mogelijk maakt, ook in deeltijd met pensioen gaan, oftewel in deeltijd blijven werken. Er zijn dan verschillende mogelijkheden, afhankelijk van de pensioenregeling:

  • de medewerker ontvangt naast het inkomen uit arbeid ook pensioen

  • de medewerker krijgt nog geen pensioen, waardoor het pensioenbedrag hoger wordt

  • de medewerker bouwt nog steeds pensioen op.

Er zijn ook werkgevers die met een zogenaamde ‘vitaliteitsregeling’ aan oudere medewerkers de mogelijkheid bieden om een deeltijdbaan te combineren met een deeltijdpensioen met nog steeds volledige pensioenopbouw. Het idee is dat oudere medewerkers zo meer kans hebben om werkend de pensioendatum te bereiken, zonder dat het tot een lager pensioen leidt. 

later met pensioen

Niet iedereen wil op de officiële pensioengerechtigde leeftijd ophouden met werken. Maar langer dan de AOW-gerechtigde leeftijd blijven werken kan alleen als de werkgever daarmee instemt.

In sommige bedrijven en instellingen is een regeling voor uitgestelde pensionering aanwezig. Vaak leidt langer doorwerken tot een hoger pensioen, omdat de ingangsdatum wordt uitgesteld én omdat er meer dienstjaren gemaakt worden. Uiterlijk vijf jaar na de AOW-ingangsdatum moet het aanvullend pensioen ingaan.

Voor werkgevers zijn er regelingen die het aantrekkelijk maken om medewerkers na de AOW-leeftijd door te laten werken.