Het aanvullend pensioen wordt meestal betaald uit bijdragen van zowel de werkgever als de medewerker. In welke verhouding en hoeveel, verschilt per regeling. Soms hoeft de medewerker helemaal niet te betalen.
Op deze pagina
nieuw pensioenstelsel
Per 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden. Als gevolg daarvan komen er andere regels voor de premieheffing en de pensioenopbouw. Zo zal uiterlijk vanaf 1 januari 2028 de pensioenopbouw gebaseerd gaan worden op de premie die mensen inleggen. Deze premie is niet afhankelijk van de leeftijd van de medewerker. In het nieuwe systeem betaalt iedereen procentueel nog steeds evenveel premie, maar wordt er ook voor iedereen ook evenveel geld in de pensioenpot gestopt. Daarnaast kunnen de premies van jongere werkenden langer en met een hoger risico worden belegd en leveren deze daardoor naar verwachting meer pensioen op.
In het nieuwe stelsel worden de pensioenen sneller aangepast aan de economische situatie. Dat betekent dat ze sneller worden verhoogd wanneer het economisch goed gaat, maar ook dat ze sneller worden verlaagd als het tegenzit. De jaarlijkse aanpassing vindt plaats op basis van de gerealiseerde rendementen.
Meer informatie staat op werkenaanonspensioen.nl.
pensioenopbouw
Per 1 januari 2024 is de leeftijdsgrens voor de opbouw van pensioen verlaagd van 21 jaar naar 18 jaar. Bij de berekening van de hoogte van het aanvullend pensioen wordt de AOW-uitkering meegeteld. Men gaat in veel gevallen uit van een eindniveau van 75% van het gemiddeld verdiend loon.
Pensioenregelingen kennen verschillende vormen van pensioenopbouw. Grofweg zijn er twee categorieën: de uitkeringsovereenkomst en de premieovereenkomst ofwel beschikbare premieregeling. Bij de uitkeringsovereenkomst is het min of meer zeker welk pensioen de medewerker krijgt (zoals bij een middelloonregeling en een eindloonregeling). Onder het nieuwe pensioenstelsel worden vanaf uiterlijk 1 januari 2028 alleen nog maar premieregelingen uitgevoerd.
premieregeling
Bij een premieregeling bouwt de medewerker pensioen op afhankelijk van de premie. Er wordt bijvoorbeeld maandelijks een vast (premie)bedrag of een percentage van het salaris gereserveerd voor pensioenopbouw. De premie wordt weggezet in een kapitaalverzekering met pensioenclausule. Zo bouwt de medewerker een kapitaal op dat vrijkomt op de pensioendatum.
Dit kapitaal wordt op de pensioendatum gebruikt voor de aankoop van een levenslange pensioenuitkering, al dan niet in combinatie met een nabestaandenpensioen. Er is geen zekerheid voor de medewerker over de uiteindelijke hoogte van de pensioenuitkering. Die is met name afhankelijk van de ingelegde premies, de behaalde rendementen en de stand van de rente op het moment van aankoop van de pensioenuitkering. Pas op de pensioendatum wordt duidelijk hoe hoog de levenslange uitkering is die kan worden aangekocht.
Mensen die pensioen opbouwen via een premie- of een kapitaalovereenkomst kunnen zelf kiezen tussen een vast pensioen, een variabel pensioen of een combinatie daarvan. Bij de keuze voor een variabel pensioen wordt het pensioenkapitaal ook na de pensioendatum risicovol belegd. Dat zal naar verwachting leiden tot een hoger rendement, maar kan natuurlijk ook leiden tot tegenvallers. Ook als de deelnemers langer of korter leven dan verwacht, heeft dat gevolgen voor de hoogte van de te ontvangen uitkering. Bij een variabele uitkering kan er dus sprake zijn van verhogingen, maar ook van verlagingen van de uitkering. Een vast pensioen kan niet verlaagd worden, maar zal ook nooit verhoogd worden.
premieregelingen vanaf 2028
In het nieuwe pensioenstelsel worden alle pensioenregelingen uiterlijk per 1 januari 2028 omgezet naar premieregelingen. Er zijn dan twee soorten premieregelingen:
-
een solidaire premieregeling: er is een collectieve beleggingspot en risico's worden binnen het pensioenfonds met elkaar gedeeld. De solidariteitsreserve maakt het mogelijk om bepaalde risico's (gedeeltelijk) op te vangen, zoals het risico op een verlaging van het pensioen. Door de collectiviteit zijn er voor deelnemers geen keuzemogelijkheden.
-
een flexibele premieregeling: hierbij worden geen of minder risico’s met elkaar gedeeld. De deelnemers hebben zelf de keuzemogelijkheid om meer of minder risicovol te beleggen. Bij pensionering kan men kiezen voor een vaste of variabele uitkering. Een deel van de risico’s kan gedeeld worden in een risicodelingsreserve.
De sociale partners (werkgeversorganisaties en vakbonden) beslissen welke premieregeling gaat gelden voor alle werknemers in het bedrijf of in de bedrijfstak.
Er is ook een derde regeling mogelijk: de premie-uitkeringsovereenkomst. Deze worden niet uitgevoerd door pensioenfondsen, maar aangeboden door pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen (PPI).
middelloonregeling (verdwijnt)
Bij een middelloonregeling wordt de pensioenopbouw gebaseerd op het gemiddeld verdiend salaris. Maximaal wordt 1,875% per jaar opgebouwd. De jaarlijkse indexering van in het verleden opgebouwde pensioenaanspraken moet leiden tot een acceptabel niveau van de pensioenuitkering. Er geldt in het middelloonstelsel echter geen garantie op een percentage van het laatstverdiende salaris. De standaard pensioenleeftijd ofwel fiscale pensioenrichtleeftijd is 68 jaar. Het is echter ook toegestaan om lagere pensioenleeftijden te hanteren. In dat geval moet wel het opbouwpercentage aangepast worden aan de langere uitkeringsduur. Pensioenopbouw in een middelloonregeling isuiterlijk vanaf 1 januari 2028 niet meer mogelijk.
eindloonregeling (verdwijnt)
Bij een eindloonregeling is de pensioenuitkering een bepaald percentage van het laatstverdiende loon voordat de medewerker met pensioen ging. Dat is meestal 70%, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de medewerker veertig jaar pensioen heeft opgebouwd, met een percentage van 1,657% per jaar. Eindloonregelingen komen tegenwoordig nauwelijks nog voor en verdwijnen uiterlijk per 1 januari 2028.
combinatieregeling (verdwijnt)
Een combinatieregeling is een combinatie van twee systemen. Tot een bepaald salarisniveau wordt pensioen opgebouwd volgens een eindloon- of middelloonregeling. Daarboven geldt een beschikbare premieregeling. De combinatieregeling kent ook andere varianten.
kapitaalovereenkomst (verdwijnt)
Bij een kapitaalovereenkomst staat vooraf vast wat de hoogte van het opgebouwde kapitaal is als de medewerker met pensioen gaat. Het bedrag wordt soms met een winstuitkering verhoogd. Met het kapitaal wordt op de pensioendatum een pensioenuitkering aangekocht. De hoogte van de aan te kopen pensioenuitkering is vooral afhankelijk van de stand van de rente op het moment van aankopen van de uitkering.
belasting betalen: de omkeerregel
Over de pensioenpremie hoeft de medewerker geen belasting en sociale premies te betalen, maar over de pensioenuitkering wel. Dit wordt ook wel de ‘omkeerregel’ genoemd. Deze regel mag alleen gebruikt worden als de waarde van het op te bouwen pensioen binnen de gestelde fiscale grenzen blijft. De omkeerregel geldt alleen voor inkomen tot een maximaal pensioengevend salaris. Dit maximum bedraagt in 2025 € 137.800 per jaar.
opbouw pensioen hogere inkomens
Het loon waarover fiscaalvriendelijk pensioen kan worden opgebouwd is in 2025 beperkt tot € 137.800 per jaar. De hogere inkomens hebben de mogelijkheid om vanuit het nettoloon bij te sparen voor hun oude dag. Het vermogen dat op deze manier wordt bijgespaard voor de oude dag telt niet mee voor de vermogensrendementsheffing in box 3 van de inkomstenbelasting.